Veel dank aan het Mondriaan Fonds voor ondersteuning van de onderzoeksfase van mijn nieuwe filmproject ‘Levenswerk III – de kunstverzamelaars’.

Levenswerk III – de kunstverzamelaars

Een kunstwerk wordt gemaakt, getoond en genoten. Zo eenvoudig is het in de kern. Daaruit vloeit voort dat iemand het kunstwerk maakt, iemand (of een instantie) het toont en iemand ervan geniet: de kunstenaar, de kunstbemiddelaar, het kunstpubliek. 
Margriet Luyten toonde in ‘Levenswerk I’ en ‘Levenswerk II’ kunstenaars en kunstbemiddelaars in relatie tot het voortschrijden van de tijd, een thematiek die zij in de afgelopen jaren in meerdere projecten heeft onderzocht. Met zeventien mannen en vrouwen had zij ontmoetingen en legde deze vast in videobeelden, foto’s en uitspraken. 
Voor de negen kunstenaars in Levenswerk I is het atelier een zekere vrijplaats, waarin zij op eigen voorwaarden werken en de voortrazende tijd buitengesloten kan worden. Hun oeuvre en kunstenaarschap als zodanig zorgen in essentie voor autonomie. De kunstbemiddelaars zijn in veel opzichten meer onderworpen aan veranderingen in de buitenwereld. Zij zijn tijdens hun werkzame levens bijna altijd verbonden aan instituten, die op hun beurt weer afhankelijk zijn van krachten van buiten af. In Levenswerk II reflecteren zij op hun veranderde positie en op de invloed die deze heeft op hun verhouding tot de kunst zelf. Beide delen willen nadrukkelijk geen documentaire zijn. Door kernachtige of juist terloopse uitspraken, close-ups en verstilde beelden bezitten zij een eigen poëzie.

Het kunstwerk bestaat bij de gratie van de kijker en in de complexe wereld die de kunstwereld nu eenmaal is, is de positie van de bemiddelaar een vast gegeven geworden, of dat nu om museumdirecteuren, galeriehouders, kunstadviseurs of kunsthistorici gaat. 
En tóch staat de kijker in essentie alleen voor het kunstwerk. Audiotours, catalogi, zaalteksten en rondleidingen mogen het publiek dan helpen ingangen te vinden tot het kunstwerk, er komt altijd een moment waarop de kijker bij zichzelf te rade moet gaan, waarop het kunstwerk eigen wordt gemaakt. ‘Je eigen maken’ wil zeggen: onderzoeken hoe jouw relatie tot het werk is. Begrijp je het? Houd je ervan? Betekent het iets voor je? Vind je het mooi? Of juist niet, en waarom? Dat proces kan langzaam en zorgvuldig verlopen, soms zelfs in een flits. En zo werkt het kunstwerk voor ieder mens anders.
De kunstbemiddelaar kan in dat ene kunstwerk de essentie van een tijdgeest zien, de verkenning van nieuwe ontwikkelingen, de uitkomst van een persoonlijke zoektocht, de uitdrukking van engagement enz., maar altijd geplaatst in een artistieke, maatschappelijke en historische context. Soms, zoals Rudi Fuchs in Levenswerk II zegt, heeft dat plaatsgemaakt voor het zoeken naar de betovering door een kunstwerk. De kunstenaar is, staande voor het werk van een ander, een heel specifieke kijker. Hij of zij kan zich erin herkennen, zich ertegen verzetten of het zelfs willen overtreffen. Zo wordt een plek voor het eigen werk gecreëerd. En soms wordt heel eenvoudig gezegd: ‘Ik wou dat ik het gemaakt had’, het grootste compliment dat een kunstenaar kan maken.
En dan zijn er natuurlijk de kijkers die soms zeggen: ‘Ik zou het willen hebben’ en er zijn er die het daadwerkelijk kopen. Voor een kunstenaar is dat de meest concrete uiting van waardering; zijn of haar eerste verkopen worden nooit vergeten.

Er zijn kopers en er zijn verzamelaars. Er zijn kleine en heel grote verzamelaars. Zij zullen de geportretteerden in ‘Levenswerk III’ zijn. Wat bijna altijd begint als liefde, al dan niet op het eerste gezicht, wordt gaandeweg een diepe relatie, die veel verschillende vormen aan kan nemen.
Er zijn verzamelaars die bijna sámenleven met kunstwerken, die voor hen een hoogstpersoonlijke betekenis hebben, of die leven met een huis vol, muren volgehangen, werken opgeslagen en voor wie het verzamelen een hartstocht is geworden, niet zelden een verinnerlijkt mechanisme zonder ontsnappen. Er zijn er die een museum beginnen met hun eigen collectie, én die bij leven al hun collectie schenken aan musea.
Margriet Luyten zal deze groep portretteren, opnieuw in het licht van het voortschrijden van de tijd. Net als in het maakproces van de eerste twee delen zal research nodig zijn, maar de essentie voor Margriet Luyten blijft de ontmóeting. Er is geen script, en veel meer dan een concept is er een attitude van openheid en grote interesse. Kijken, luisteren, praten, om mee te beginnen. Proberen door te dringen tot een kern, die juist door de oudere verzamelaar gevoeld zou kunnen worden.

Tekst: C.W.M. Kemper

@