Inleiding door Margriet Kemper bij de Presentatie ‘Levenswerk II’ in Museum De Pont, 21 juni 2018

Over eekhoorns en kunstenaars

De aanleiding voor de korte inleiding van vanavond is iets wat ik voor Margriet Luyten borduurde. Dat klinkt een beetje damesachtig, en dat is het ook. Jaren geleden nam ik mij voor de poëzie van de Amerikaanse 19e-eeuwse dichteres Emily Dickinson een concrete plaats te geven in mijn leven. Borduren van dichtregels en die weggeven is een van de vormen of ze te gebruiken als ik iemand schrijf, of in een tekst bij een presentatie. Ook zette ik een regel van haar op een gedenkteken in Heusden. Margriet Luyten gebruikte in haar wandkleden en filmpjes ook enkele dichtregels van haar. Voor wie Dickinson niet kent: ze leefde een klein, huiselijk leven in een provinciestad, stuurde enkele gedichten naar een literator, die haar vriendelijk aanraadde maar voor zichzelf te blijven schrijven. In het literaire isolement dat daarop volgde schreef zij een enorm oeuvre, complex en beeldend en zo rijk en eigenzinnig als het leven zelf eigenlijk is. Wat ik voor Margriet borduurde zijn de eerste twee regels uit het volgende gedicht:

Experiment to me
is every one I meet
If it contain a Kernel?
The Figure of a Nut

Present upon a Tree
Equally plausibly,
But Meat within, is requisite
To Squirrels, and to Me.

Experiment voor Mij
is Elk die ik ontmoet
Als er een kern in zit –
Gestalte van een Noot

Hangt in een Boom met net
zoveel geloofwaardigheid –
Maar spijs van binnen is vereist
Voor Eekhoorns en voor Mij.

In een toelichting op dit gedicht schrijft vertaler Peter Verstegen: ‘Wat voor een eekhoorn het eetbare deel of het ‘vlees’ van de noot is, dat is voor haar het wezen, de essentie of authentieke kern van de mensen die ze ontmoet, als ze die kern tenminste bezitten, want velen hebben die niet.’

Toen Margriet haar film presenteerde op Art Rotterdam dit jaar, was ook Liesbeth Brandt Corstius aanwezig, een van de geportretteerde kunstbemiddelaars. Ze sprak haar verbazing uit toen bij de eerste ontmoeting bleek dat Margriet geen helder plan had, laat staan een script. Voor Margriet is dat juist belangrijk. Vandaar dat ik borduurde: experiment to me is everyone I meet.

Ik moet ook denken aan de foto’s die Margriet maakte van haar moeder, in de allerlaatste fase van haar leven, op haar sterfbed, en de aanloop daarnaar toe. Dat was het begin van een heel nieuwe weg die zij insloeg als kunstenaar. Hoe oneerbiedig en zelfs liefdeloos dat ook mag klinken, het was op een of andere manier, in Dickinsons woorden, ook een experiment, omdat het een ontmóeting was. Onze moeders, bij leven, ontmoeten wij niet. Zij zijn er, en wij leven met ze, in welke vorm dan ook. Maar er zijn momenten waarop je moeder tevoorschijn komt, niet als moeder, niet als echtgenote, niet als dochter, maar als die ene mens die zij is.

In de ontmoeting verschijnt de ander aan ons, eerst als een zekere entiteit, een gestalte. Dat moment kan heel kort duren, maar toch is het daar. Volgens filosoof Emmanuel Levinas ligt het nog scherper en is de ontmoeting altijd een ontmoeting met De Ander. Hij zegt dat de Ander, in het bijzonder het geláát van de ander, als ontoegankelijk schepsel een appèl doet op onze verantwoordelijkheid.

In alle projecten die Margriet Luyten daarna aanging, gaat het om ontmoetingen. Dat het verstrijken van de tijd daarnaast een centrale rol is gaan spelen, interpreteer ik – misschien een beetje ernstig, maar toch – als een uiteindelijke ontmoeting met de dood. Ik zeg niet dat dat voor haar geldt, maar voor mij is dat in de verte voelbaar. Dat tijd paradoxaal onzichtbaar lijkt en tegelijkertijd confronteert, is een verschijnsel waar Mariëtte Haveman fijnzinnig over schrijft in een essay in het boek dat bij Levenswerk II is verschenen, met als titel: ‘Het raadsel van de verstreken tijd’. De dood is de hardst mogelijke confrontatie met Tijd. Mij lijkt de ontmoeting met de dood de ultieme ontmoeting en een van de grote levensexperimenten.

Maar zo ernstig is het niet alleen maar in Levenswerk II. Waar in levenswerk I de kunstenaars aan bod komen in trage portretten, stille blikken, een paar woorden – want het zijn hun werken die moeten spreken –  is het niet verbazingwekkend dat de kunstbemiddelaars veel meer sprekend worden opgevoerd. Het woord is hun medium, en natuurlijk ook de kunstwerken waarmee zij werken. Maar zonder taal kunnen zij moeilijk ‘bemiddelen’. En daarmee komt het léven ook meer tevoorschijn, in allerlei vormen: weemoed, spijt, bravoure, ambitie, afstand, ernst, plezier, verlangen, verstilling. Rudi Fuchs, die de gelatenheid van het ouder zijn omhelst, is ook degene die spreekt over de betovering die hij zoekt in de kunst. Zijn zoektocht naar de betovering wil ook zeggen: leven!  Lynne van Rhijn schreef het tweede, even ironische als serieuze essay in het boek over hoe uitspraken van autoriteiten kunnen inwerken op het publiek onder de titel: ”Zet je wekker in de badkamer – Praktisch advies en algemeen geldende wijsheden van mensen die het kunnen weten’. Kijk, zo licht is het dus ook.

In de Nederlandse vertaling van het gedicht van Dickinson staat ook: Gestalte van een Noot/ Hangt in een Boom. Dat is een essentieel deel van het creatieve proces van een kunstenaar. Eerst is er een vermoeden, dan een weten dat daar ergens, nog niet binnen handbereik, iets ligt van betekenis, iets wat spijs bevat. Zoals de eekhoorn de boom in moet klimmen, zo klom Margriet in een reusachtige boom: het tijdopslorpende, allesoverheersende  en zelfs uitputtende proces van het maken van de twee films.

Ik volgde haar daarin van nabij: het ontwikkelen van ideeën, het kiezen van mensen, ik zag de eerste opnames en foto’s, ik hoorde over onzekerheid, aarzelingen, verbazing,  over confrontaties en wrijvingen, over ontroering soms, ik zag bij haar ook het enthousiasme en de opwinding tijdens het hele maakproces. Ik zag onbruikbaar materiaal, kleine sublieme momenten, gemiste kansen, momenten van gelukkig toeval: licht dat over een gezicht strijkt, een werk dat toevallig in beeld komt, een onbedoelde emotie in het gezicht, een woord dat ontsnapt.

En dan is er de camera, tussen haar en de ander in. Men zegt wel eens dat de camera een schild is, waarachter de maker zich kan verschuilen. Volgens mij ligt dat veel ingewikkelder. De camera brengt niet alleen een zekere intimiteit teweeg, maar is tegelijkertijd een indringer, een ambtenaar die alles registreert en een verleider die uitdaagt. En het ruwe geschoten materiaal is een monster dat bedwongen moet worden. Het bedrieglijke van een  eindresultaat is dat het een afgerond geheel is, schijnbaar moeiteloos tot stand gekomen. Maar dat is geen enkele kunstwerk.

Experiment voor Mij
is Elk die ik ontmoet
Als er een kern in zit
Gestalte van een Noot

Hangt in een Boom met net
zoveel geloofwaardigheid
Maar Spijs van binnen is vereist
Voor Eekhoorns, en voor mij.

Voor de acht kunstbemiddelaars zit de spijs in de kunstwerken, voor Margriet Luyten zijn zij het die van binnen spijs bevatten. Maakt u zich klaar voor acht ontmoetingen. De vier mannen en vrouwen doen een appèl op u.

Margriet Kemper, ‘s-Hertogenbosch, 18 juni 2018

@