Tekst Margriet Kemper over Levenswerk 2013
Tekst Hanneke de Man – Museum de Pont 2013
PDF van Artikel Kunstbeeld – Boeken door Rob Perrée 2010
PDF van Artikel Volkskrant door Arno Haijtema sept. 2009
8WEEKLY internet-krant door Cristel Stolk
Joke J. Hermsen – ‘Een blik die verder reikt dan de huid’ 2009
Hans Theys – ‘Gekoesterd in overbelichting’ 2009
Rick Vercauteren – ‘Van de andere kant van de berg’ 2009
Jaap Roëll – Kunst van de Dag, Galeries.nl 2009
Margriet Kemper tekst over “Ella” en “STERVELINGEN” 2008
Recensie Tentoonstelling Noordbrabants Museum Brabants Dagblad 2008
Anet van de Elzen tekst catalogus ‘Ella’ – gomdrukken 2005
Recensie Expositie ‘Ella’, in Brabants Dagblad, door Mark van de Voort 2005
Geert Koevoets tekst catalogus ‘Margriet Luyten’, – beelden 2001
2013
door Margriet Kemper
Levenswerk
In een reeks trage videoportretten kijken kunstenaars ons aan, of als zij dat niet doen en hun blik onbestemd wordt, dan lijken zij ‘de tijd’ in te kijken. Margriet Luyten heeft zich in de afgelopen jaren intensief bezig gehouden met wat tijd is, en dan vooral met betrekking tot de mens en zijn lichaam. Zij portretteerde honderdjarigen, volgde het sterfbed van haar eigen moeder, en gaf bestaande doodsportretten van kinderen een nieuwe verschijningsvorm.
Met ‘Levenswerk’ heeft zij kunstenaars opgezocht in wat genoemd zou kunnen worden de laatste fase van hun werkzaam leven. Sommigen werken met grote inspanning door, andere lijken die eeuwige scheppingsdrang langzaam maar zeker los te laten. In het kunstenaarschap is het besef van de tijdelijkheid van ons menselijk bestaan niet een eenduidige: sterfelijk als mens, als kunstenaar op zijn minst minder sterfelijk. Het cliché van de eeuwige roem is slechts weinigen gegeven, maar het kunstwerk – dat meest veruitwendigde innerlijk van een mens – maakt kans om na de dood van zijn maker een eigen leven te gaan leiden.
De uitdrukking luidt Ars longa vita brevis– de kunst duurt lang, het leven kort. Daarin wordt de verhouding tussen kunst en leven, tussen dat wat de tijd kan overstijgen en het kortstondige, zo bondig mogelijk omschreven. Wie Ger Lataster met zijn laatste krachten ziet werken in zijn atelier kan niet anders dan daaraan denken. De traagheid die Luyten in de videobeelden aanbrengt versterkt dat gevoel van het voorbijgaan der dingen.
De kunstenaar – de mens die hij of zij is – het atelier – het kunstwerk – de videobeelden – de stills – de woorden – het boek, deze elementen van het hele project, staan elk voor een facet van de tijd, de tijd van een kunstenaar in dit geval.
Museum De Pont
16 – 11 – 2013 tot 27 – 01 – 2014
Margriet Luyten – Levenswerk
door Hanneke de Man
In Levenswerk, het videowerk van Margriet Luyten (1952) dat vanaf 16 november in de projectzaal wordt getoond, staan negen beeldend kunstenaars centraal die geboren zijn tussen 1913 en 1929. Toen Margriet Luyten drie jaar geleden aan het project begon, behoorden Armando, Ata Kandó, Ger Lataster, Loes van der Horst, Henk Peeters, Roger Raveel, Nono Reinhold, JCJ Vanderheyden en Co Westerik tot de oudste generatie levende kunstenaars. Inmiddels zijn vijf van hen overleden. Eind jaren vijftig en begin jaren zestig braken ze door als schilder, beeldhouwer, fotograaf, graficus en textielkunstenaar. In de daarop volgende decennia waren zij met hun vernieuwende visie en vaak onconventionele materiaalgebruik medebepalend voor het gezicht van de beeldende kunst in Nederland en België. Hoewel het verleden impliciet alom aanwezig is, stond Margriet Luyten met Levenswerk iets anders voor ogen dan een terugblik op die periode. In het negenluik dat zij van deze kunstenaars heeft gemaakt, staat zij juist stil bij hun ouderdom. Hun leven als kunstenaar ligt vervat in het dubbelportret, waarmee ieder deel opent. De zwart-wit foto links dateert uit de beginperiode van hun kunstenaarschap, het rechter portret is van recente datum. De tijd heeft zijn werk gedaan, maar soms treft in het jonge gezicht al een zweem van het levensgevoel dat het oudere heeft getekend, zoals andersom in het doorleefde gelaat iets oplicht van de kunstenaar uit vroeger jaren. Vanuit de close-up in zwart-wit worden de portretten langzaam ingevuld met geluid, kleur en beweging. Een draaiing van het hoofd, het trekken van de mond of het knipperen met de ogen zijn aandachtig en van zeer nabij in beeld gebracht. Bijna terloops spreken de kunstenaars over de ouderdom of het kunstenaarschap en laten zich zien in de context van hun atelier. Het meest veelzeggend zijn echter de momenten van verstilling en intimiteit waarin zij iedere behoefte om de schijn op te houden, achter zich hebben gelaten. Met Levenswerk heeft Margriet Luyten een nieuwe invulling gegeven aan het thema dat haar sinds het fotoproject over de laatste levensfase van haar moeder is blijven bezighouden. In Ella (2002-05) en in de fotoseries Insomnia (2008-09) en Stervelingen (2006-08) paste zij de techniek van de gomdruk en de cyanotypie toe als beeldende metafoor voor de ongrijpbaarheid van leven en dood. In Levenswerk heeft Luyten voor het eerst bewegend beeld toegepast en ook nu draagt de manier waarop zij het medium gebruikt, sterk bij tot de intensiteit van het werk. De verstilling van de ouderdom krijgt een beeldende vertaling in het ingehouden kleurgebruik, het spaarzame geluid en de trage beeldvoering. De gelaagdheid die in vorige projecten besloten lag in het drukprocedé, krijgt nu vorm in het tijdsverloop. De negen portretten hebben eenzelfde opbouw, waarin geluid, kleur, beweging en ruimte als elkaar opvolgende elementen worden ingezet. Binnen de beperkte tijdspanne van elk zo’n vier minuten krijgen de portretten diepte en nuance. Luyten probeert door te dringen tot de essentie van de laatste levensfase en laat tegelijkertijd zien hoe iedere kunstenaar, nog steeds actief, de eigen ouderdom kleurt: met berusting of ontkenning, enigszins opstandig of juist relativerend, zich verbazend of met een vleugje afstandelijke ironie.
2010
Door Rob Perrée
Kunstbeeld
Boeken
2009
Door Arno Haijtema
de Volkskrant
“Blikken door het verval heen”
2009
Door Crystel Stolk
8WEEKLY internet-krant
“Zachte beelden brengen veel teweeg”
2009
Door Joke J. Hermsen
Een blik die verder reikt dan de huid
Over het werk van Margriet Luyten
Een diep geplooide huid, waar de tijd als een ploeg haar voren doorheen heeft getrokken. Twee gevouwen handen, waar de dood zojuist bezit van heeft genomen, maar die ondanks hun bijna fossiele oudheid nog aan een leven in de wereld herinneren. Of de loom in de verte starende ogen, berustend en wijs, waar nog een laatste vonk levenslust doorheen straalt; de fotografische beelden van heel oude mensen, die Margriet Luyten met behulp van een speciale gomdruktechniek voor de tentoonstelling Stervelingen maakte, getuigen van een bijna tedere aandacht voor haar ‘modellen’. Maar dat niet alleen. Ze laten ook respect en fascinatie voor de ouderdom én voor het mysterie van de dood en de vergankelijkheid zien, dat ons allen een leven lang begeleidt. Dat geheim ontrolt zich als het ware vlak voor onze ogen, als we bij de serie dubbelportretten onze blikken van de foto van de twintigjarige links naar de foto van de negentig- of honderdjarige rechts laten dwalen. Verwondering over wat de tijd wél en niet met een gezicht vermag te doen; de tijd zuigt zich weliswaar in de gelaatstrekken vast, maar kan toch niets wezenlijks aan het karakter of de ‘ziel’ van de geportretteerden veranderen.
Deze blik, ‘dit venster van de ziel’, blijft door al die jaren, door heel dat leven heen opmerkelijk dezelfde: vastberaden, pienter, nieuwsgierig, dromerig of eigenwijs kijken de jonge én de oude versie van de geportretteerden ons aan. Deze blik, waar de tijd als het ware geen vat op kan krijgen, verwondert en ontroert de toeschouwer. Want als deze blik, waar doorheen de ziel als het ware naar buiten gluurt, tijdens het leven niet of nauwelijks door de tijd aangetast kan worden, wat gebeurt er daarna dan mee? Zou deze ‘ziel’ dan wel door de dood beïnvloed kunnen worden? Hoe diep de tijd ook de sporen in het lichaam heeft achtergelaten, en Luyten volgt die sporen in haar werk nauwgezet, alsof ze op die manier het mysterie dichterbij kan komen, hij beheerst en overheerst blijkbaar toch niet alles wat de mens is en uitmaakt; er is iets wat zowel de tijd als ons verstand ontglipt. De portretten van Margriet Luyten roepen die verwondering op en getuigen daarom van een grote aandacht voor de ouderdom en voor de overgangsfase van leven naar dood; ze tonen een blik die verder reikt dan de rimpels en vlekken van de huid. Dat alleen al mag opmerkelijk heten in een tijd, waar vooral de jeugd- en de jongheidsidealen hoogtij vieren.
‘Het niveau van de beschaving van een samenleving kun je afmeten aan de wijze waarop met ouderen wordt omgegaan’ schreef Simone De Beauvoir in haar omvangrijke studie De ouderdom uit 1970. De conclusie van haar onderzoek luidde destijds dat het maar droevig gesteld was met die beschaving, gezien het gebrek aan belangstelling, respect en waardering dat ouderen tegen het einde van de 20e eeuw ten deel viel. Ouderen werden volgens De Beauvoir eerder als een soort paria’s beschouwd, die hun economische nut voor de samenleving verloren hadden en daarom in van de maatschappij geïsoleerde verzorgingstehuizen weggestopt werden. Waar ouderdom in vroegere tijden als een rijke bron van levenservaring en levenswijsheid werd beschouwd, was deze tegenwoordig louter nog een schrikbeeld, waaraan men met behulp van medische ingrepen en verjongingskuren probeert te ontsnappen. De algehele miskenning van de oudere mens ging volgens Simone De Beauvoir zelfs zo ver dat ‘wij ook weigeren onszelf te herkennen in de bejaarde die we ooit zullen zijn.’ We kunnen niet geloven dat we er zelf op een dag ook zo oud uit zullen zien en vinden het daarom niet prettig om met beelden van heel oude mensen geconfronteerd te worden.
Sinds de verschijning van De Beauvoirs studie ruim dertig jaar geleden is de algehele cultus van de jeugd en het jonge uiterlijk én de daaraan verbonden angst en afschuw voor de ouderdom er alleen maar groter op geworden. Wie oud is, of er oud uitziet, ondervind daar geen voordelen, maar louter nadelen van. Van alle kanten klinkt de oproep aan een jong en gezond uiterlijk te werken en dus kapitalen te besteden aan dure crèmes en pillen, aan kleding, sportscholen en plastische chirurgie. De schoonheidsindustrie vaart er uiteraard wel bij, maar wat betekent deze angst voor de ouderdom voor de verhouding tot ons zelf? Hoe jong en energiek ogend ook, op gegeven moment valt de invloed van de tijd op ons uiterlijk toch niet meer weg te poetsen. Dan zal het nog heel moeilijk worden te accepteren dat wij, ondanks de moeite die we ons getroost hebben, op zekere dag toch voor ‘oud’ versleten zullen worden. Deze ontdekking geschiedt overigens meestal via de blik van anderen, stelde De Beauvoir reeds vast. Het zijn vooral de uitspraken of reacties van anderen die ons met de neus op onze eigen ouderdom drukken. Zij confronteren ons met het feit dat hoe jong wij ons ook in hart en geest nog mogen voelen, de tijd toch onverbiddelijk haar sporen op ons heeft achtergelaten. Dat dit verstrijken van de tijd louter als bedreigend en negatief wordt ervaren, heeft alles met de geringe waardering voor de ouderdom in onze samenleving te maken. De vaststelling dat iemand ‘oud’ is geworden, luidt onherroepelijk de periode van aftakeling en verlies van respect en waardering in. Daarom keren we ons zoveel mogelijk van de ouderdom en de ouderen af. Net zoals we in de loop der tijden de doden steeds verder uit onze belevingswereld verbannen hebben, zo zijn we dat ook met ouderen gaan doen. Het lijkt wel alsof we er alles voor over hebben om niet aan die laatste fase van ons leven, die ons niettemin allen te wachten staat, herinnerd te worden.
Sommige reacties op de portretten die Margriet Luyten van hoogbejaarde mensen, inclusief haar eigen moeder, maakte, lijken van een zelfde angst voor de ouderdom te getuigen. Hoewel veel toeschouwers juist ontroerd werden door de fotografische gomdrukken, waarop Luyten op behoedzame wijze de broosheid van de ouderdom in kaart brengt, waren er ook bezoekers die, zo vertelde de kunstenaar mij, haar werken gênant of zelfs morbide vonden. Dit zegt waarschijnlijk meer iets over deze bezoekers zelf dan over haar werk, want zelden zag ik portretten van oude mensen – de meesten al ver over de negentig – die met zoveel liefde en aandacht zijn vastgelegd. Ook de reeks aangrijpende en gevoelige beelden die Luyten van de laatste maanden van haar moeder maakte, tot en met het stervensuur aan toe, konden bij sommige bezoekers op weinig waardering rekenen. Men vindt het blijkbaar te ontluisterend of te indiscreet om de overgang tussen leven en dood te tonen, alsof deze fase geen deel van het leven zou uitmaken of omdat men er eenvoudigweg niet mee geconfronteerd wenst te worden. Terwijl het vroeger een algemeen gebruik was een overledene op zijn sterfbed te schilderen of te fotograferen, of een dodenmasker van het gelaat te maken, acht men het tegenwoordig niet discreet of niet aangenaam om dit allerlaatste moment wat een leven telt in de herinnering vast te houden. Luyten heeft met de portretten van haar stervende moeder niet alleen de breekbare schoonheid van de ouderdom laten zien, maar ook het stervensproces een plek in onze alledaagse werkelijkheid gegeven. In haar werk probeert Luyten niet alleen de angst voor de ouderdom en voor de dood te bezweren, maar ook een andere blik en waardering voor de overgang tussen leven en dood aan de toeschouwers te ontlokken. Het zijn voor haar gebeurtenissen die niet zozeer ontkend of verdrongen moeten worden, maar ervaringen die bij ons leven horen en dus ook als zodanig getoond en verbeeld zouden moeten worden. Al was het maar om de angst en de afschuw ervoor te doen verminderen.
De serie aangrijpende foto’s van Luytens moeder doen overigens ook aan een ander werk van Simone De Beauvoir denken, en wel aan de literaire novelle Een zachte dood (1964). In dit boek beschrijft De Beauvoir op ontroerende en empathische wijze het stervensproces van haar moeder, dat zij van zeer nabij meemaakte. Tot haar eigen verwondering merkte ze dat zij tijdens die laatste dagen haar vroegere afstandelijkheid ten opzichte van haar moeder moest laten varen en voor de eerste keer in haar leven overweldigd werd door een intens gevoel van mededogen. Ze was in staat haar afschuw over de lichamelijke aftakeling van haar moeder te overwinnen en met liefde voor haar te zorgen. In de novelle zoekt De Beauvoir voortdurend een evenwicht tussen de nabijheid die de zorg voor haar moeder van haar vroeg en de afstand die zij nodig had om de novelle te kunnen schrijven. Het resultaat wordt door veel literatuurcritici als het mooiste literaire werk van De Beauvoir gezien.
De opvallende overeenkomst met het werk van Luyten springt in het oog. Ook zij heeft voor de portretten van haar moeder voortdurend het precaire evenwicht tussen afstand en nabijheid moeten zoeken. Ook zij zorgde de laatste jaren voor haar moeder en durfde juist vanwege die voortdurende nabijheid de toch meer afstandelijke of objectiverende blik van de camera te gebruiken. Maar juist omdat zij zo langdurig in haar nabijheid verkeerde, heeft deze objectivering niets schokkends of aanstootgevends gekregen. In tegendeel. Eerder zijn de gomdrukken het resultaat van dit zoeken naar een wankel evenwicht, en laten zij wonderwel goed zien dat er juist tijdens die laatste levensfase een liefdevolle nabijheid ervaren – en dus ook getoond – kan worden, die misschien op jeugdiger leeftijd niet mogelijk geweest zou zijn. Want de verhouding tussen moeders en dochters is niet alleen voor Simone De Beauvoir, maar voor alle vrouwen een voortdurende beweging van toenaderen en terugdeinzen. Juist omdat zij elkaar feitelijk zo dicht op de huid zitten, is het nemen van een zekere afstand van de moeder vaak noodzakelijk voor de dochter om tot volle ontplooiing te kunnen komen. Maar als dan het afscheid nemen naderbij komt en het verlies van de moeder een onvermijdelijke realiteit wordt, wordt die afstand door gevoelens van liefde en mededogen weer overbrugd. Hiervan getuigen de portretten van Luyten ook, en geven aan dit werk nog een andere waarde dan die van een verzet tegen de ontkenning en verdringing van de ouderdom en de dood in ons leven alleen.
Waarom deinzen eigenlijk zovelen van ons ervoor terug om de ouderdom en de dood onder ogen te zien? De dood wordt in de westerse cultuur steeds meer als een onherroepelijk einde van alles begrepen. De ouderdom luidt voor de grotendeels seculier geworden samenleving slechts de fase van een overgang tot het absolute Niets in. Waar men vroeger nog vanuit een religieuze overtuiging kon geloven dat de ziel zou voortbestaan en ‘elders’ heen zou gaan, is het vooruitzicht voor de meeste mensen van nu alleen een angstaanjagende, duistere leegte. Nu de meesten van ons niet meer in een hiernamaals geloven, hebben wij deze zekerheid voor een andere ingeruild: namelijk dat er niets na de dood komt en dat bij het sterven alleen het verleden herinnerd kan worden. Het ongeloof in een mogelijk voortbestaan of toekomst van de menselijke ziel na de dood, heeft volgens de filosoof Ernst Bloch tot een extreme vorm van nihilisme geleid, dat geen enkele andere waarde dan een volstrekt negatieve aan het sterven toe kan kennen. De dood wordt alleen nog als angst voor deze onvermijdelijke terugkeer naar het niets begrepen.
Vandaar dat wij meestal slechts afschuw voor de dood en voor de ouderdom kunnen voelen; zij confronteren ons immers met het bepaald niet aanlokkelijke vooruitzicht van een totale verdwijning. En toch getuigt onze fascinatie voor de dood van meer dan deze afschuw alleen, zoals de werken van Margriet Luyten duidelijk maken. Behalve weerzin, worden wij er ook door aangetrokken en prikkelen zij onze nieuwsgierigheid. Want er houdt zich evengoed iets heel mysterieus in het sterven op, dat ons begrip ver te boven gaat en ons als het ware voor één groot vraagteken plaatst. De dood is met andere woorden een volkomen onbepaaldheid en valt in geen enkele taal uit te drukken. Wat er gebeurt in de dood, kan niemand ons vertellen. Want, zoals de Griekse filosoof Epicurus al zei: ‘Als jij er bent, is de dood er niet. Als de dood er is, ben jij er niet.’ Er schuilt daarom ook iets subliems in de dood, iets dat door ons verstand niet op begrip kan worden gebracht en juist daarom ook een zekere aantrekkingskracht op ons uitoefent. De portretten van Margriet Luyten brengen ons dicht bij deze fascinatie, en ontroeren ons, omdat er iets getoond wordt waarvoor de woorden ontbreken.
Behalve de serie over haar moeder, Ella geheten, en de serie Stervelingen over hoogbejaarde mensen uit Den Bosch, heeft Margriet Luyten ook een serie over overleden kinderen gemaakt, getiteld Insomnia. De titel roept het gelijknamige gedicht van J.C. Bloem in herinnering: ‘Denkend aan de dood kan ik niet slapen,/ en niet slapend denk ik aan de dood./ En het leven vliedt gelijk het vlood,/ en elk zijn is tot niet-zijn geschapen.’ Het portretteren van overleden kinderen maakte vroeger vaker deel uit van het afscheidsritueel, maar ook die traditie is in onze tijd zo goed als verdwenen. Luyten gebruikte voor deze serie dus noodzakelijkerwijs oude afbeeldingen van overleden kinderen, maar kreeg na een oproep ook contact met ouders van onlangs overleden kinderen. De meerlagige techniek die zij gebruikt is ‘als een vel die over de tijd getrokken wordt’, liet de kunstenaar zich tijdens mijn bezoek aan haar atelier ontvallen, en dat is inderdaad precies wat je ziet. De bewerkte portretten stralen diepgang en ook rust en een grote mate van geduld uit, en staan daarmee haaks op deze jachtige tijden, waarin iedereen te gehaast is om nog lang ergens bij stil te staan. Zo niet Margriet Luyten. De kwetsbaarheid van haar onderwerp vraagt om deze langdurige toewijding, waardoor de tijd haar hijgende karakter verliest en als het ware een pas op de plaats moet maken. Wat dan ontstaat is een soort intermezzo op de tijd, een interval in ons drukke bestaan, die ons ruimte biedt om na te denken over een van de grootste mysteries van ons leven die niettemin zo nadrukkelijk bij ons leven behoort: de dood.
Alleen vanuit een dergelijk intermezzo op de tijd, dat de werken van Luyten wil bewerkstelligen, kan de dood benaderd of tot op zekere hoogte aangevoeld worden. Want de dood zelf is als ‘een geduld van de tijd’, zoals de Joodse filosoof Levinas schreef, ‘die (betreft het hier de tijd of de dood?) als een wachten dat niets verwacht beschouwd moet worden.’ Een wachten op iets dat niet concreet gemaakt kan worden, omdat de woorden daarvoor ontbreken, maar niettemin: een wachten. In het sterven verlaat de tijd met andere woorden zijn koers, en bakenloos drijven de stervenden mee, een onbepaalde, ongekende nacht tegemoet, die ons volgens Levinas echter niet zozeer in het Niets voert, als wel in wat hij ‘de andere nacht van de oneindigheid’ noemt.
De portretten van Margriet Luyten zijn daarom een moedige poging, hoe moeilijk en ongemakkelijk ook, ons dichter bij de dood en bij de ouderdom te brengen. In plaats van een verdringing van de dood uit ons leven, koos zij ervoor het sterfelijke van de mens, van ons stervelingen, te benaderen, op een manier die behalve uiterste behoedzaamheid ook een grote mate van toewijding laat zien. Zij maakte haar portretten van de hoogbejaarde mensen niet in een haastige sessie, maar bezocht haar ‘modellen’ net zo lang totdat zij er een zekere verhouding mee kreeg. Sommigen van hen bezoekt zij nog steeds. Dit getuigt niet alleen van respect voor de door haar geportretteerden, maar ook van haar besef dat het sterfelijke van de mens zich nu eenmaal niet haastig en snel laat vastleggen. Zeker niet als je dit sterfelijke niet louter als angst voor het niets of afschuw voor de leegte wil tonen, maar als het mysterie wat het is: het ondenkbare dat ons op een spoor van een ‘anders dan zijn’ brengt, om nog een term van Levinas te gebruiken. Want de dood is volgens hem niet het grote, onheilspellende Niets wat de meeste westerse filosofen ervan gemaakt hebben. Het niets immers is als tegendeel van ‘iets’ nog altijd zegbaar en denkbaar. De dood moet wel iets anders zijn dan dit Niets, wil het zijn onbepaalde en enigmatische karakter behouden. Dit mysterie van de dood, dat ons gedurende ons hele leven begeleidt, is te groot en te wonderbaarlijk om als angstaanjagend of ‘niets’ af te doen. Het is kortom een mysterie dat serieus genomen moet worden en aandacht en reflectie verdient. Precies datgene wat Margriet Luyten in haar tentoonstelling Stervelingen getracht heeft te doen. Want de dood herinnert ons er hoe dan ook aan dat er mogelijkerwijs een andere dimensie, een andere tijd, een anders dan zijn is, waarvan de zin en de betekenis ons tijdens ons leven zal blijven ontglippen.
De mens is sterfelijk, maar dat wil nog niet zeggen dat de mens gelijk is aan een ding, waarvan het uiterlijk en het innerlijk als het ware volledig samenvallen. Ernst Bloch vergeleek de mens met een wezen dat uit een bast bestaat, het uiterlijk en alle kenmerken die we van ons zelf kunnen benoemen, maar ook uit een innerlijk verscholen kern, die zich aan elke bepaling en benoeming onttrekt, omdat deze kern zich ‘nog niet’ heeft veruitwendigd, zichzelf ‘nog niet’ heeft gerealiseerd. Deze kern is niet aan het proces van wording en verval onderhevig, zoals de bast, die aan het verstrijken van tijd onderworpen is en steeds ouder wordt. Deze kern kent een andere, eeuwige tijd, en wordt zelfs door de dood niet aangetast, maar komt dan pas tot leven. Het is een mooie gedachte, alhoewel deze niet door wetenschappelijke feiten gestaafd kan worden. Maar wel door onze ervaring, als wij bij sommige momenten van schoonheid, van kunst, van aandacht voor de wereld, van het zien van een landschap, het horen van muziek, een glimp van die kern menen op te vangen en voor even de indruk hebben geheel met deze samen te vallen. Die ervaringen worden door Bloch getypeerd als het ‘plukken van de eeuwigheid van het ogenblik’. Bij het zien van het werk van Margriet Luyten heb ik vaker aan het werk van Bloch moeten denken. We zien immers de bast die steeds ouder wordt, maar die onderhuids niettemin een mysterie lijkt te herbergen, waar wij geen vat op kunnen krijgen, maar die ons wel degelijk ontroert: noem het de ziel, die onaangetast door de tijd op de portretten van Luyten ons aanblikt, of noem het eenvoudigweg een vermoeden van wat het leven én de dood voor groot geheim voor ons herbergt.
2009
Door Hans Theys
Gekoesterd in overbelichting
Enkele woorden over drie fotoreeksen van Margriet Luyten
In de openingszin van zijn autobiografie vergelijkt Nabokov ons leven met een vluchtig kiertje licht tussen twee eeuwigheden van duisternis. Marcus Aurelius vertrekt van hetzelfde beeld als hij rustig uiteenlegt dat iemand die sterft alleen het vlietende moment verliest waarin zijn leven zich afspeelt, want het verleden en de toekomst zijn buiten ons bereik. Wat we niet hebben, schrijft hij, kunnen we niet verliezen. Misschien is dat niet helemaal waar. Want wat we verliezen, als we doodgaan, zijn onze herinneringen. En wat zijn we anders dan deze herinneringen? Wat is onze zogenaamde identiteit anders dan de continuïteit tussen onze herinneringen en de aard van onze verwachtingen voor de toekomst? Maar niet alleen via onze herinneringen en verwachtingen sluipt de dood als een vijand in ons leven, dieper nog, in de diepste grond van onze gedachten en gevoelens, woont de dood, die immers pas gestalte heeft gekregen door het ontstaan van taal, en zo als een hardnekkige, sluipende schaduw aan de binnenkant van al onze woorden en gedachten woont. Als Gerard Reve beweert dat alle kunst de dood tot thema heeft, dan wortelt dit in de besmette geboorte van het woord en het beeld, want pas met de geboorte van het woord en het beeld ontstond de dood.
De dood komt ons leven binnengewandeld op een ogenblik waarop we hem het minst verwachten: als onze kinderen geboren worden. Op het ogenblik dat ze verschijnen, vanuit het niets, begrijpen we dat ze ooit weer zullen wegglippen. En we voelen beter dan ooit waar we zelf ook in zullen verdwijnen. Moeders weten wat ze kunnen verliezen. Soms maakt dit hen zo bang, dat ze zich meer dan aan een levend kind, hechten aan een kind dat zijn of haar lotsbestemming zonder dralen heeft voltrokken. Het is niet makkelijk een moeder te zijn in ons stukje van de wereld. Moeders moeten alles weten, alles kunnen en alles verdragen. Weinigen zijn tevreden met hun eigen moeder, die altijd ergens teleurstelt. En tenslotte missen we voor altijd de moeder die we hebben gekend als kleuter: die vrouw is allang verdwenen als we groot geworden zijn, en eigenlijk kunnen we haar alleen maar missen, zelfs als ze voor onze neus staat.
Het verhaal van Margriet Luyten heeft mij ontroerd. Ik vind dat ze prachtige, tedere foto’s maakt, die mij niet alleen door hun vorm ontroeren, maar ook als vruchten van een volgehouden aandacht. Hoe liefdevol ontvangen we niet onze kinderen als ze ter wereld komen. Hoe liefdevol lijkt deze vrouw haar moeder uitgeleide te hebben gedaan? Margriet Luyten heeft geen kinderen, maar als een moeder zo zacht heeft ze de dood in de ogen gekeken en gedragen.
Ik bevind mij in het atelier van de kunstenaar. Binnenkort stelt ze drie verschillende fotoreeksen tentoon. We kijken naar de grote afdrukken, die ze één voor één opdiept uit de brede laden van plannenkasten of, als ze nog groter zijn, verlegt van de ene stapel naar de andere, op de vloer. Rond ons staan werkbanken en lasapparaten, want vroeger laste ze. Aan de muren en op de rekken hangen en liggen tientallen sculpturen. Sommige sculpturen zijn holle, balkvormige structuurtjes die doen denken aan de ribben van vogelhuisjes of de geraamtes van stapelbedden. Ik kijk naar de foto’s en ik luister.
Margriet Luyten: De dood blijft altijd buiten ons bereik. We weten allemaal dat we dood gaan, maar tegelijk is de dood er helemaal niet. De eerste reeks foto’s is ontstaan tijdens de laatste levensmaanden van mijn moeder. Mijn moeder was 45 toen ik geboren ben en is 95 jaar oud geworden. Ik vroeg of ik haar mocht fotograferen en het mocht. De tweede reeks bestaat uit portretten van honderdjarigen die ik ook via een oproep heb gevonden. Sommigen zijn vrienden geworden en blijf ik opzoeken. De derde reeks foto’s toont overleden kinderen. Sommige foto’s heb ik gevonden in boeken, andere foto’s heb ik na een oproep via een website voor ouders van overleden kinderen gekregen van de ouders, die blij waren dat ze hun kind aan de wereld konden tonen.
Toen ik nog sculpturen maakte, vormde het bed een centraal thema in mijn werk. Je bed is misschien je meest eigen plek. Je moet je daar ook veilig voelen, wil je helemaal bij je zelf komen, want pas dan kan je je overgeven aan de slaap. Tijdens de slaap weten we ook niet waar we zijn, net als in de dood, maar kennelijk kunnen we ons daar wél aan overgeven… Als kind sliep ik niet zo goed en later lag ik vaak wakker als mijn vrienden sliepen. Ik vond dat zo raar, die andere wereld waarin ze vertoefden. Een vriendin vroeg mij eens of ik haar over een half uurtje wilde wakker maken, maar dat vond ik zo iets naars… Ik vind de doden niet alleen maar eng of triest. Ze hebben ook een bepaalde schoonheid en een intensiteit. Heb jij al iemand verloren? Ik ken niks dat intenser is. Het is moeilijk ze los te laten. In Tolstojs boek ‘De dood van Ivan Illitsj’ maak je kennis met een personage dat zijn nakende dood uiteindelijk kan accepteren, maar dan te maken krijgt met de mensen uit zijn omgeving, die hem niet kunnen laten gaan. Degene die vertrekt is heel alleen, omdat hij of zij echt alleen gaat en de anderen toch altijd blij zijn dat ze zelf nog even mogen blijven. Onze eindigheid kan de dingen een bijkomende intensiteit bezorgen, bijvoorbeeld vriendschappen. Ik heb met mijn moeder veel over de dood gepraat. Ik wilde voelen of begrijpen wat het betekende aan het eind van je leven te staan.
Op mijn oproep aan honderdjarigen hebben vierentwintig mensen gereageerd, daar heb ik acht mensen uit gekozen. Het idee was een foto van de persoon als jong volwassene tentoon te stellen naast een portret van de honderdjarige zoals hij of zij er vandaag uitziet. Tussen deze twee foto’s heeft het leven zich afgespeeld, als toeschouwer kan je daar je eigen fantasie over laten gaan. Ik wilde honderdjarigen ontmoeten, omdat ik dacht dat mensen die dichter bij de dood staan er helderder over kunnen nadenken, maar dat is natuurlijk niet zo. Ze spreken wel anders als hun kinderen erbij zijn. Als ze alleen zijn, geven ze makkelijker toe dat het genoeg is geweest, dat doen ze nooit als de kinderen erbij zijn. Maar als ik dan doorvroeg, zeiden ze altijd: als ik kan blijven zoals ik nu ben, dan wil ik nog heel veel jaren blijven leven. Een van de mannen die ik zo heb ontmoet, wordt in maart 107. Hij is nog helemaal helder, hij zit op Engelse conversatieles en heeft een schildersezel in zijn bejaardenhuiskamer staan. Als ik nu aanbel, duurt het veel langer voor hij opendoet dan enkele jaren geleden, zo traag komt hij vooruit, maar toch wil hij doorgaan.
Geldt dat niet voor iedereen? Iedereen lijkt een verdwijnpunt te hebben: een geheime plek waar de doodsgedachte zich opheft. Voor sommigen zijn dat hun kinderen, voor anderen hun werk, een roeping, de wens te dienen of een zelf aangelegde vijver.
Margriet Luyten: Daarom is het zo mooi een huis aan te treffen waarvan een gevel is verdwenen. Het lijkt alsof ons een blik gegund wordt op het intieme leven van een gezin. Je keurt de badkamertegels en het behang, je ziet waar in de slaapkamer en de woonkamer reproducties, foto’s of misschien tekeningen hingen. Je ziet wat de mensen belangrijk hebben gevonden en hoe ze hun leven hebben aangekleed, hoe ze hun verdwijnpunt hebben georganiseerd.
In jouw werk keert het huis terug in de vorm van een bed, een meubel of een ribstructuur. Van welk materiaal zijn deze kleine sculpturen gemaakt? Ze lijken van brons te zijn, maar deze druipers doen meer denken aan gesmolten ijzer of gips.
Margriet Luyten: Het is ijzer waar ik gips over heb gesmeerd en dan afgewerkt met Glitsa: vernis met pigmenten. Voor mij waren deze sculpturen een soort van hutjes of holletjes, kooitjes die ik in een sparrenbos ophing aan de bomen als een soort van eigen plek, een afgebakende gebied. Het zijn een soort van bedden in kooien. Voordien had ik grotere stalen sculpturen gemaakt die gebaseerd waren op bedden. Uit stalen platen knabbelde ik ovalen vormen met een knabbelschaar.
We kijken naar de portretten van de kinderen. De foto’s zijn opzettelijk overbelicht, de kinderen verschijnen zwakjes, met enkel attributen zoals een bloem, een haarspeld, een fopspeen, een knuffel of schoentjes. Hun omgeving is opgelost in een leeg, schijnbaar overbelicht vlak. Ik herinner me Luytens balkvormige sculptuurtjes, die ook een kleine, beschutte ruimte leken af te bakenen. De kinderen worden beschut door het licht. Ik denk aan een oudere foto, waar de reflectie op een parketvloer het verzamelpunt van onze emotie of projectie lijkt te worden. Of nog andere foto’s, waar een centrale figuur op een wankele manier aanwezig is: een vrouw doet handstand in het midden van een overvol atelier, een vrouw tuimelt door de lucht met op de achtergrond een imposant herenhuis. Luyten lost de vaste, massieve structuren op door middel van licht en beweging. De kinderen liggen roerloos, maar ze blijven eeuwig opdoemen uit het wit van het papier, dat hen beschut en warm houdt als een flanellen laken. Het witte vlak werkt als een ‘tombeau’ van Mallarmé: het roept alles op wat er niet is, wat niet heeft mogen zijn, of wat er juist wél is geweest, maar door niemand werd waargenomen: de verlangens en de verwachtingen, de spijt. Het werk is als een kamer waarin de wereld wordt opgeroepen door haar buiten te sluiten. Het kooitje vangt licht. Het is een vrijplaats.
Ken je de beelden met bedden van Frida Kahlo en Berlinde De Bruyckere?
Margriet Luyten: Ja. Het zijn werken die me zijn bijgebleven. Ik ben als kind vaak ziek geweest en tekende mezelf vaak in bed. Mijn vader heeft mijn eerste kindertekeningen bewaard en aan de achterkant voorzien van commentaar. Ik had veel problemen met het vooraanzicht en het profiel. Ik heb uren zitten huilen omdat het me niet lukte én mezelf én mijn staartje af te beelden. Uiteindelijk bestond mijn oplossing erin het blad aan beide zijden te gebruiken: aan één kant tekende ik mijn gezicht en aan de andere kant mijn staartje.
Waar komen de foto’s van de kinderen vandaan?
Margriet Luyten: Voor de reeks met overleden kinderen heb ik uit boeken afkomstige, negentiende-eeuwse portretten gecombineerd met hedendaagse foto’s. Rond 1880 was het gebruikelijk overledenen te fotograferen. Er stierven ook meer kinderen, de dood maakte meer deel uit van het leven dan nu. De ouders van vandaag die reageerden, waren blij dat ze hun kind aan de wereld konden laten zien. Veel foto’s zien er akelig uit, bijvoorbeeld omdat de kindjes er nogal geel of blauw uitzien. Ik bewerk de foto’s en blaas ze op. Ik verwijder ook dingen uit de omgeving van het kind, die het beeld meestal verstoren. Uiteindelijk hou ik grote fotografische negatieven over die ik belicht om er blauwdrukken van te maken. De foto’s van mijn moeder zijn vervaardigd met gomdruk. Dat is ook een één op één techniek, op basis van een groot negatief, maar in tegenstelling met cyanotypie gaat het om een enorm bewerkelijk procédé. Eerst moet je het papier prepareren met een emulsie: je stopt het in een bad met gelatine, je laat het drogen en dan doop je het opnieuw onder in een bad met een mengsel van gelatine en formaline om het papier hard te maken. Je lost Arabische gom op, je doet er het goedje in dat lichtgevoelig is en dan doe je er pigment doorheen. Na de belichting spoel je het papier af, waarbij alles wat afgedekt was tijdens de belichting wegspoelt. Maar dan heb je pas één heel dunne laag. Elke druk bestaat uit drie of vier lagen, waarbij je alle handelingen moet herhalen. Zo ontstaat de diepte van het beeld, de gelaagdheid. Het maakt elke druk ook echt uniek. Het is onmogelijk twee identieke drukken te maken.
Ik heb altijd foto’s gemaakt, maar vroeger hadden ze meer de functie van een schetsboek. Ik ben anders met foto’s beginnen omgaan toen mijn moeder hulpbehoevend werd. De laatste vijf jaar van haar leven zorgde ik voor haar en kon ik niet meer naar mijn atelier. Ik was ook klaar met het werk dat ik voordien maakte. Ik vond dat ik mezelf zat te herhalen en had er geen zin meer in. Gaandeweg ben ik begonnen mijn moeder te fotograferen en op een bepaald moment dacht ik: ik wil er wel wat mee. Maar ik wilde de foto’s niet gewoon afdrukken, dat vond ik te direct. De gomdruk kwam als een geschenk uit de hemel, omwille van de broosheid en de gelaagdheid, maar ook omwille van de traagheid van de techniek. Het bood mij de gelegenheid er nog veel van mezelf aan toe te voegen.
Je betrok je moeder bij de keuze van de foto’s?
Margriet Luyten: Ja, ik liet haar een aantal van de foto’s zien voor ik ze tentoonstelde en ze vond het prima. Er zitten ook naaktfoto’s bij. Dat vond ze eerst een beetje vreemd. ‘Dan zien ze dat ik maar één borst heb,’ zei ze. Drieënnegentig was ze toen. Gek toch? Op die leeftijd speelt de vrouwelijke ijdelheid niet meer, het ging eerder om de onvolledigheid van haar lichaam. ‘Dat hadden ze niet moeten doen,’ zei ze. Maar omdat ze achter die foto’s stond, was het vanzelfsprekend dat ik tot het einde doorging. Ook toen ze niet meer wilde drinken of eten en geen infuus meer wilde. Nadien heeft ze nog acht dagen geleefd. Ik heb een soort studio ingericht met een filmcamera, een fotoapparaat op statief, een laptop enzovoort. Alleen tijdens het bezoekuur nam ik mijn materiaal weg. In het begin dacht ik dat de verpleging het gek zouden vinden, maar die vonden het juist bijzonder. Ze zagen hoe mijn moeder en ik met elkaar omgingen. Mijn moeder was heel geduldig. Toen herinnerde ik me hoe geduldig ze was geweest toen mijn vader haar fotografeerde. Mijn vader had een doka. Hij was altijd bezig met foto’s maken. Soms vroeg hij ons urenlang stil te zitten. Vooral mijn moeder moest eraan geloven…
Uiteindelijk was je vader ook aanwezig bij het afscheid van je moeder. Hij woonde in jou en in je handelingen?
Margriet Luyten: Zo had ik het nog niet bekeken. Misschien een beetje.
2009
Door Rick Vercauteren
Van de andere kant van de berg
Fotosequenties van Margriet Luyten
‘De vrolijkheid en veerkracht in onze jeugdjaren zijn gedeeltelijk toe te schrijven aan het feit dat we bezig zijn de berg des levens te beklimmen, terwijl we niet zien dat de dood aan de voet van de andere kant van de berg ligt.’
Arthur Schopenhauer
De Franse schilder Théodore Géricault, die de leergierigheid van Leonardo da Vinci en het schilderslef van Caravaggio en Goya in zich verenigt, baart in de jaren 1818-1819 enorm veel opzien als hij in een mortuarium in Parijs een aantal lijken ‘portretteert’. Géricault schildert de stoffelijke overschotten, in de vorm van reeds deels ontbonden hoofden en losse ledematen, niet uit banale sensatiezucht. Hij bereidt zich, op grond van een waar gebeurde, dramatische scheepsramp, namelijk minutieus voor op een (naar later zal blijken) briljant magnum opus Het vlot van de Médusa, dat al bijna tweehonderd jaar in volle glorie in de eregalerij van het Musée du Louvre hangt. In picturale en compositorische zin laat Géricault, die feitelijk een gecondenseerd cinematografisch verhaal wil vertellen, niets aan het toeval over. De talloze van honger en dorst omgekomen lichamen liggen pal naast ernstig verzwakte overlevenden. Qua koloriet zijn de overledenen verbluffend realistisch geschilderd. Nimmer is vleselijke ontbinding, buiten de context van religie of mythologie, zo treffend verbeeld.
Na Géricault zijn er relatief maar weinig beeldend kunstenaars geweest die de (nakende) dood specifiek als onderwerp hebben durven kiezen: Gustave Courbet, Edouard Manet, Pablo Picasso, George Grosz, Otto Dix, Edward Kienholz en Cornelia Schleime zijn uitzonderingen. Met het in de tweede helft van de 19de eeuw razendsnel opkomend medium fotografie komt de dood in overdrachtelijke zin wel dichterbij: ogenblikken kunnen door middel van portretfotografie opeens voor eeuwig worden vastgelegd. Door te ‘schrijven met licht’ leven gebeurtenissen en momenten, zoals het uiterlijk van een pas gestorvene, voortaan voort op platen, negatieven of papier. De mens beschikt, naast het geheugen, opeens over een machtig extra wapen in de strijd tegen de ‘tand des tijds’.
Aan het begin van de 20ste eeuw dragen reportagefotografie en de eerste filmdocumentaires er verder toe bij dat de slachtoffers van bijvoorbeeld de Eerste Wereldoorlog voor een nog veel groter publiek duurzaam worden ‘ontsloten’. Vanaf de jaren dertig neemt de fotografische c.q. cinematografische kopieerdrift, die in sommige opzichten een artificiële echo van de genesis lijkt, in strijd tegen de omnipotente vergetelheid een steeds hogere vlucht. Anno 2009 worden er dagelijks miljoenen locaties, personen en tijdstippen analoog en digitaal geregistreerd, gedocumenteerd en gearchiveerd. In dat ‘ieder-mens-is-een-reporter’ gebeuren weerspiegelt zich een fascinerend menselijk verlangen: coûte que coûte, eigenlijk tegen beter weten in, greep willen krijgen op chaos en vluchtigheid.
Tezelfdertijd dienen we vast te stellen dat het onderwerp dood, anders dan we op basis van het overvloedige, beschikbare (digitale) materiaal zouden mogen verwachten, toch nog altijd een taboe is. De gemengde publieksreacties op het fenomeen dood in de hedendaagse kunst – Joel Peter Witkin, Andres Serrano, Bill Viola, Sally Mann en Margriet Luyten – maken duidelijk dat we nog altijd veel moeite met het accepteren van de dood hebben. Waarom voelen we ons, terwijl we weten dat de dood onlosmakelijk bij het leven hoort, toch vrijwel onmiddellijk midscheeps geraakt als we oog in oog met de onomfloerste, onopgesmukte dood staan? Komt het omdat de afgebeelde doden ons er direct aan herinneren dat we zelf vergankelijk zijn? Zijn we diep van binnen constant bang voor de onafwendbare dood?
In de actuele kunst zien we dat de dood vanuit sterk verschillende, artistieke invalshoeken wordt benaderd. Andres Serrano brengt bijvoorbeeld zelfdoding bikkelhard, ‘in the face’ c.q. ongefilterd in beeld. Bill Viola creëert juist een poëtische beeldenstroom waarbij ruimte en tijd via slow motion en time lapse bewust worden bespeeld om in combinatie met atypische geluiden de overgang van leven naar dood te evoceren. Joel Peter Witkin verpakt de dood als het ware door er sterk barokke, groteske en theatrale ensceneringen om heen te plooien. Sally Mann en Margriet Luyten treden de dood met een open blik, die zwanger van verwondering en nieuwsgierigheid is, tegemoet. Mann kiest bij het tonen van bijvoorbeeld ontbinding voor de directheid van de camera. Luyten opteert, mede door de keuze voor gomdruk, daarentegen voor innigheid en zachtheid.
Bij de in meerdere opzichten intieme fotoseries Ella, Stervelingen en Insomnia van Margriet Luyten zitten we als kijker, vooral door de wijze waarop de onderwerpen zijn ingekaderd, met onze neus letterlijk en figuurlijk op wat Schopenhauer ‘de andere kant van de berg’ noemt. De gomdruktechniek voegt nog één belangrijke dimensie toe. Luyten verzet zich namelijk niet kunstmatig tegen het onomkeerbare verglijden van de tijd. Subtiel vervlecht ze, zowel in technisch als thematisch opzicht, het altijd vlietende. Op de ingenieus geconcipieerde foto’s van Margriet Luyten, die een reeds lang bestaande traditie opzettelijk in haar eigentijds werk incorporeert, kijken we de mysterieuze, onherroepelijke dood feitelijk twee maal in de ogen.
Rick Vercauteren [04 04 2009] Directeur Museum van Bommel van Dam Venlo
30 juli 2009
Door Jaap Roëll
Kunst van de Dag
Galeries.nl
De fotografische portretten die Margriet Luyten (1952) van haar oude en uiteindelijk stervende moeder heeft gemaakt, doen sterk denken aan de novelle van Simone de Beauvoir Een zachte dood (Une mort très douce, 1964). De dochter beschrijft het stervensproces van haar moeder, maar nog meer de onderlinge relatie en de wijziging die daarin optreedt door de nakende dood. Een ontroerend en indringend verhaal. Uiteindelijk ook een verhaal vol mededogen.
Elke maand verschijnt er wel een gedicht van Leo Vroman (1915) in Hollands Maandblad waarin hij zijn verwondering laat doorklinken dat hij nog in leven is; Nee, nog niet dood, zoals zijn laatste bundel uit 2008 heet.
In nummer 5/2009 van het Hollands Maandblad stelt Vroman zich de vraag wat hij – zijn ziel – zich voor kan stellen ‘… van zijn hemel en eeuwigheid’:
Hoe gestorven leven wij/ in een gestorven verleden/ dat wij zelf niet meer herkennen?
De literatuur zit vol met verhalen en gedichten over de dood. Het is een universeel thema, om de eenvoudige reden dat de dood vanaf het begin meeloopt met het leven, onvermijdbaar, altijd daar. Maar als Margriet Luyten dat uitbeeldt door drie series van foto’s, dan kijk je die verdomde dood recht in het gezicht. Niet alleen aanwezig, maar ook onontkoombaar.
De eerste serie is een aantal foto’s van de laatste drie jaar van het leven van haar moeder, Ella, die in 2004 op 95-jarige leeftijd overleed. Het zijn steeds vager wordende foto’s van een wegglippend leven. Net zoals bij Simone de Beauvoir, indringend en vol mededogen.
In de tweede serie foto’s van acht hoogbejaarden (95+) wordt aan de ene kant een recent fotoportret getoond en aan de andere kant een oude foto van dezelfde persoon als jong volwassene, zoals in dit geval meneer Van Rooij. Daartussen zitten acht levens.
De derde serie heeft als titel Insomnia (slapeloosheid) en toont een aantal kleine kinderen, dood, alsof ze slapen. De titel verwijst naar het gedicht van J.C. Bloem (1887-1966), waarvan de eerste twee regels luiden: Denkend aan de dood kan ik niet slapen./ En niet slapend denk ik aan de dood.
Deze drie series worden t/m 6 september getoond in het Museum Van Bommel van Dam in Venlo: “Stervelingen”.
De eerste twee series zijn afgedrukt met behulp van de zeer arbeidsintensieve gomdruktechniek, met als resultaat vale zachte kleuren en sepiatinten. Elke druk bestaat uit drie of vier lagen waardoor er diepte in het beeld ontstaat, een letterlijke vorm van gelaagdheid die de doorleefde karakters van de geportretteerden in al hun sobere kwetsbaarheid, benadrukt. Elke druk levert ook een unieke foto op, een unica. In feite maakt Luyten een fototechnisch kunstwerk in het tijdperk van zijn technische nog niet reproduceerbaarheid, net zoals de eerste niet-reproduceerbare foto’s van Daguerre.
De door Luyten bewerkte foto’s uit eind 19de eeuw en ook enkele recente foto’s van gestorven kinderen – Insomnia – hebben door de grove korrel en overbelichting een blauw zweem gekregen.
De tentoonstelling Stervelingen toont de levende en dode zielen. Of zoals Vroman zich afvraagt: Is er in mijn lichaam ooit/ een menselijke ziel geweest,/ een die mijn werk herleest/ en mijn laatste zin voltooit.
2008
Door Margriet Kemper
“Ella” en “STERVELINGEN”
Gedurende drie jaar fotografeerde kunstenaar Margriet Luyten de laatste levensfase van haar moeder die in 2004 op 95-jarige leeftijd overleed. In gomdrukken, die een zachtheid en fragiliteit aan de indringende beelden geven, kan de kijker zich een voorstelling maken van de laatste periode van een mens.
De fotografe, die haar dochter is, kan dichtbij komen, heel dichtbij. Niet alleen dicht op de huid, maar ook dicht op de ‘ziel’ en dicht op het sterven. Steeds wordt die nabijheid gevoeld, zonder dat er sprake is van familiefoto’s, die niet voor een ander bedoeld zijn of begrepen kunnen worden. Daarvoor zijn de portretten te zorgvuldig gemaakt, daarvoor verwijzen ze te zeer naar de traditie van afbeeldingen in fotografie en kunst. In luttele foto’s, die enkele jaren beslaan, zien we hoe de dood nadert, of het leven zich terugtrekt: de blik is bijna zonder uitzondering gericht naar een verte of een nabijheid, die verder of dichterbij is dan de afstand tot de fotografe. Slechts in één foto wordt, zo lijkt het, de dochter aangekeken. En het lichaam wordt steeds stoffelijker, in de letterlijke zin van het woord, materie die uitdroogt, verkleurt en breekbaar wordt; niet dit lichaam van deze mens, omhulsel dat samenvalt met haar inhoud; niet een ‘dit lichaam ben ik’.
Afstand is noodzakelijk om deze foto’s te kunnen maken, hoe dichtbij ook de dochter de moeder nadert. Er is een fotografe en er is een gefotografeerde. Voortdurend zijn beslissingen genomen, misschien niet op het moment zelf, dan wel daarna. En wij als kijkers kunnen niet onberoerd blijven door de aanblik van deze beelden. ‘Zie ons eigen sterven’, zoals Seneca, Romeins filosoof, ons steeds voorhoudt in zijn brieven aan Lucilius, die hij in de eerste eeuw van onze jaartelling schreef.
Margriet Luyten toonde een selectie van de gomdrukken een jaar na het overlijden van haar moeder in het Grafisch Atelier te ‘s-Hertogenbosch en zij bracht in eigen beheer een kleine publicatie uit onder de titel ‘Ella’. Bezoekers reageerden sterk op het werk. Getroffen door de schoonheid en intensiteit van de beelden werden persoonlijke herinneringen opgeroepen aan het sterven van eigen ouders of grootouders. Men was gegrepen, maar ook was er onbegrip, omdat de kunstenaar haar eigen moeder fotografeerde – tot ín de dood. Het is goed om te beseffen dat wij met het grootste gemak het sterven van een mens op voorpagina’s van kranten accepteren, maar dat sommigen de intimiteit van Luytens foto’s bedreigend vinden. Wat zij wilde was niet de hardheid van de dood tonen, maar de dood in harmonie met het leven. ‘De dood kent zijn eigen schoonheid’, zegt ze.
In een brief aan Lucilius schrijft dezelfde Seneca: ‘…is de laatste levensfase het bezinksel of juist het helderste en puurste? Uitgangspunt hierbij is dat de geest niet is aangetast, dat de zintuigen nog functioneren en de ziel ondersteunen, en dat het lichaam niet versleten en voortijdig gestorven is. Het maakt nogal wat uit of je het leven voortzet of de dood’. Tweeduizend jaar later blijken zijn woorden even betekenisvol gebleven, of misschien wel meer, nu de mens ouder en ouder wordt. Men kan naar de hoge ouderdom kijken als de periode waarin ervaring en inzicht leidt tot rust en afstand, tot een zekere luciditeit (het ‘helderste en puurste’) of als die waarin de restanten van een werkzaam, sociaal en emotioneel leven bijeengeveegd worden om langzaam te verdwijnen. Zijn zorg om de aantasting van lichaam en geest is in onze tijd een maatschappelijk probleem geworden en denkend aan de vele verpleeghuizen met dementerende bejaarden is het scherp geformuleerd om te spreken over het voortzetten van het leven of het voortzetten van de dood.
Margriet Luyten bleef na de dood van haar moeder het verpleeghuis bezoeken als vrijwilliger en gaandeweg ontstond het idee de wereld van oude mensen als kunstenaar te onderzoeken. Een schetsontwerp voor het Cultuurfonds Den Bosch leidde tot een eerste uitwerking van dit voornemen. Na een oproep aan hoogbejaarden (95+) in het Brabants Dagblad en een interview voor de lokale omroep kwamen 24 aanmeldingen. Allen bezocht zij en fotografeerde zij. Het was een lange en intensieve periode, waarin de geportretteerden zich bij haar project betrokken voelden: voor even waren zij nodig, voor even werden zij weer íemand.
Als fotografe nam zij vanzelfsprekend afstand en keek naar de resultaten. Er werd geselecteerd, waarin het expressieve, het verhalende, het eigenzinnige, het éigene belangrijke criteria zijn. Zij vroeg ieder ook om foto’s van vroeger en in de combinatie van soms slechts twee portretten, jong en heel oud, tekent zich een heel leven af, doet een drama of een harmonie vermoeden, wordt het jonge of het oude in gezichten teruggevonden. Uiteindelijk heeft zij acht mannen en vrouwen geselecteerd en bestaat het beeldmateriaal uit portretten en details, interieurs en stillevens en oude foto’s.
Met dit materiaal wil zij een beeld scheppen van het einde van mensenlevens, het dichtbij de dood staan. Zij wil de facetten daarvan laten zien, niet als een journalist, die recht moet doen aan de feiten, maar als een kunstenaar die verhalen vertelt – zonder woorden – van díe ene mens en díe ene mens, maar die ook zoekt naar een humaniteit die uit een samenstel van beelden tevoorschijn kan komen, onze menselijke conditie.
‘Zie ons eigen sterven’.
vrijdag 11 april 2008
Door Mark van de Voort
Hoogbejaarde schoonheid op gevoelige plaat
‘Stervelingen’, fotoproject Margriet Luyten, t/m 18 mei,
Noordbrabants Museum, tuingalerij, Verwersstraat 41 Den Bosch, di t/m vr 10-17 uur, za & zo 12-17 uur.
DEN BOSCH – Een indringend openingsbeeld. Een oude man verbergt zijn gezicht achter zijn grote, getekende handen. Een kwetsbare hoogbejaarde man pendelend tussen leven en dood. Over de fotoafdruk hangt een blauwe waas, alsof de tand des tijds zich ook heeft vastgebeten in de emulsie zelf.
De Bossche kunstenaar Margriet Luyten is al enige tijd gefascineerd door hoogbejaarde mensen. In 2004 rondde Luyten een indringend fotoproject af rond haar op 95 jaar overleden moeder. Buitengewoon intense foto’s waarmee ze het stervensproces zeer respectvol nauw op de huid zit. Foto’s die heel wat reacties bij het publiek losmaakte, toen ze destijds getoond werden in het Grafisch Atelier. Het onderwerp ‘ouderdom’ heeft Luyten niet meer losgelaten. In het Noordbrabants Museum toont ze haar nieuwste reeks fotowerken, ‘Stervelingen’. Een indrukwekkende serie waaraan ze ruim twee jaar heeft gewerkt.
In 2005 ging Luyten naarstig op zoek naar hoogbejaarde Bosschenaren, liefst 95-plus. Een artikel in het Brabants Dagblad en een gesprek bij de lokale omroep leverde een 24-tal aanmeldingen op. Ze nam contact op met naaste familie en bezocht enkele pleeghuizen. Vele fotografiesessies volgden.
Uiteindelijk koos Luyten voor de fotoportretten van acht personen, vier mannen en vier vrouwen. Een recent fotoportret, gecombineerd met een oude foto zoals ze er als jongeman- en vrouw uitzagen. Zowel het oude als het nieuwe portret worden naast elkaar getoond. “En in de smalle witte streep op de wand tussen de beide foto’s speelt zich het leven af”, merkt de kunstenaar op. “Ik heb veel verhalen gehoord over het verleden, maar ik heb bewust gekozen voor een zo puur mogelijke aanpak. De twee foto’s wakkeren de fantasie continu aan.” Margriet Luyten koos voor de gomdruk techniek, waardoor haar foto’s gehuld zijn in zachte omfloerste kleuren en sepiatinten. De gomdrukken krijgen een antieke, eeuwige glans. De foto’s uit heden en verleden vormen zo een sterke eenheid. De met verf druppels bespatte gomdrukken zelf hangen losjes tegen de wand, als broze relicten uit een ver vervlogen tijd.
Luyten onderhield nauwe contacten met iedere geportretteerde en hun naaste familie. “Eerst was er bij sommigen nog enige voorzichtigheid, maar al gauw overheerste de trots dat hun ouders aan een dergelijk kunstproject mochten deelnemen”, vertelt de kunstenares.
Bosschenaren zoals de 106-jaar oude Jos Wijnant, ooit werkzaam voor de gemeente. “Een ontzettend bedrijvige gentleman. Toen ik voor het eerst bij hem op bezoek kwam, was hij net zijn belastingen aan het invullen”, herinnert Luyten zich. De foto’s die Luyten toont maken iets los. Indrukwekkend om te zien hoe de jonge Wijnant nog steeds is te herkennen in de trotse hoogbejaarde man, zo’n tachtig jaar later. Op andere foto’s zie je zachte gezichtsuitdrukkingen van een vrouw op hoge leeftijd, terwijl de ander gelaten de dood afwacht. Een oude vrouw kruipt onder de lakens, als een bang vogeltje, terwijl daarnaast een kranige jongedame uit een grijs verleden zelfbewust de camera inblikt.
Aangrijpende combinaties die ook verwondering op kunnen roepen. Zoals de portretreeks van de 105-jaar oude mevrouw Van Onzenoort. Getooid met een grote hoornen bril blikt de hoogbejaarde nieuwsgierig in de camera.
Pal daarnaast een foto van een jonge Van Onzenoort. Ongewild ga je op zoek naar overeenkomsten. Opvallend vaak blijkt dat de innerlijke uitstraling van een geportretteerde na al die decennia perfect intact is gebleven.
Jonge gezichten waar het lange leven nog geen tekens heeft achtergelaten in de gelaatstrekken, afgezet tegen oude gegroefde gezichten die hun schoonheid behouden hebben. Zo eenvoudig als de opzet in eerste instantie lijkt, het resultaat maakt veel impact.
9 maart 2005, Amsterdam
Door Anet van de Elzen
Zij is dood
Toen pas zag ik haar voor het eerst.
Ze lag op een baar, helemaal in doeken gewikkeld, omringd met bloemen.
Zo klein, licht zag ze eruit, deze 95 jaar oude mens.
Margriet had me gevraagd te zingen bij haar begrafenis.
Ik was zwanger, bijna 41 jaar en dacht aan hoe deze vrouw vijf kinderen kreeg rond haar 40ste. Hoe een nog ongeboren leven en een mooi afgerond leven zo dicht bij elkaar konden zijn. Hoeveel hoop er dan voor mij zou zijn.
Het voelde als een voorrecht te mogen zingen.
Eigenlijk kende ik haar al eerder.
Van de verhalen en de foto’s en video’s waarmee ik me een beeld gevormd had.
Margriet sloeg haar moeder gade, in het tedere contact, haar laatste zachte adem.
Uit de foto’s en video’s las ik onbevangenheid, en nieuwsgierigheid naar het ouder worden, als een onbekend fenomeen dat onderzocht werd en waar tegelijkertijd gevoelens een plek in kregen, haar zienswijze vorm kreeg en daardoor de foto’s diezelfde tederheid gaven als in haar benadering naar haar moeder toe. Ik zag daarin ook het verlangen op tijd te zijn met het afscheid, omdat het naderde, zichtbaar naderde. Alles diep in zich op te nemen, haar ogen, haar gezicht, haar uitdrukkingen, haar lach, haar rimpels, bepaalde gebaren, en deze vast te houden. Het onbenoembare wat ze zag in haar ouder wordende moeder te captiveren, zoekende naar het raadsel dat hen samenbracht.
Haar huid doorzichtig als perkament.
Het meest herinner ik me een foto waarop haar moeder een grote hoed ophad, ze lacht en heeft de uitstraling van iemand die een rijk leven achter zich heeft en daar nu nog volop van geniet, pretlichtjes in de ogen.
Anet van de Elzen (1963) is beeldend kunstenaar en maakt sculpturen, performances, tekeningen en foto’s.
dinsdag 10 mei 2005
Door Mark van de Voort
Margriet Luyten legt broosheid van het leven indrukwekkend vast
Gomdrukken
Margriet Luyten
Grafisch Atelier
t/m 29 mei, do t/m zo 13-17 uur
Boschveldweg 471 Den Bosch
Kunstenares Margriet Luyten legde op intieme en persoonlijke wijze de laatste jaren van haar moeder vast. Ze koos het procédé van gomdrukken, een arbeidsintensieve techniek.
Pijnlijk dichtbij maar van een grote, universele ontroering. Kunstenares Margriet Luyten heeft de laatste levensfase van haar 95 jaar oude moeder Ella op foto’s vastgelegd. Louter de foto’s tentoonstellen had geen zin volgens de kunstenares. Er was iets extra’s nodig. Daarvoor koos Luyten het eeuwenoude procédé van gomdrukken. Een arbeidsintensieve werkmethode waarbij de kunstenaar de fotonegatieven op ware grootte prepareert met pigmenten en arabische gom.
Oude techniek
Speciaal voor dit project had Luyten –die normaliter driedimensionaal werkt- zich deze oude techniek meester gemaakt. Het resultaat had niet beter kunnen uitvallen. „Ja, de gomdruk bleek het ideale middel. Het geeft de broosheid van dit hele persoonlijke proces aan. Ik heb mijn moeder ook om toestemming gevraagd. Enkele foto’s zijn zeer intiem. Ik heb mijn moeder tijdens haar laatste fase zo’n vijf jaar verzorgd, en al die tijd heb ik foto’s gemaakt. Het is nog een heel gepuzzel geweest om de juiste foto’s eruit te pikken.”
De expositie van Margriet Luyten in het Grafisch Atelier Den Bosch valt uiteen in twee delen. In het kantoor hangen gomdrukken die gezamenlijk een soort voorportaal verbeelden. Trappen, tafels, een vloer zijn te zien, alsof je binnentreedt in een privé-domein. Het blijken inkijkjes in een oud kasteel. Mensen en schaduwen dwalen door het prachtige, rustieke gebouw dat weldra verlaten zal zijn. De bruinige, antieke pigmentgloed van de gomdrukken verhoogt alleen maar het gevoel van eenzaamheid.
Alleen het spaarzame licht dat af en toe de kasteelvertrekken binnenvalt gloeit helemaal op in het duister. Een afbeelding van moeder Ella als wereldwijze, nieuwsgierige vrouw hangt centraal in deze kantoorruimte. ’07-05-03′ heet het werk. Deze gomdruk is door de kunstenares net als alle andere werken voorzien van een datum. Binnen een jaar tijd voltrekt zich het stervensproces van Ella. Een proces dat Margriet Luyten met enorm veel toewijding en liefde heeft vastgelegd.
Zelfbewust
Want in de tweede, grote expositieruimte is alle plek ingeruimd voor een indrukwekkend, persoonlijk verslag. Als het Uur U nadert durft Luyten steeds dichterbij te komen. De vraag is hoe ver.