een avond over poëzie en beeldende kunst
op 8 oktober 20 uur – tijdens de tentoonstelling Wall Hangings in de Willem II Fabriek, ‘s-Hertogenbosch
graag aanmelden vooraf: info@margrietluyten.nl
entree € 4
Van harte welkom!
De tentoonstelling is al vanaf 19.00 uur te bekijken!
In het kader van deze tentoonstelling wordt een avond gehouden, samengesteld door Margriet Kemper. De titel is ontleend aan dichtregels van *Lucebert:
dat is een oog / dit is een oor / trilt en er is / kunst
Het is niets voor niets dat juist woorden van Lucebert zijn gekozen. Bij hem komen taal en beeld tezamen in zijn poëzie, tekeningen en schilderijen. Oog en oor, staat er in de gekozen titel: wie aan de gedichten van Lucebert denkt, hóórt hem ook voordragen. Daarom wil Margriet Kemper ook poëzie laten hóren. In een inleiding zal zij ingaan op de relatie tussen poëzie en beeldende kunst, waarin ook aandacht is voor het werk van Margriet Luyten. Daarnaast nodigde zij drie kunstenaars uit voor wie de taal minstens zozeer een middel is om zich uit te drukken.
– Voor de jonge Koen Baakman, nog maar in juli 2015 afgestudeerd aan AKV|St.Joost Den Bosch, is taal zijn allerbelangrijkste ‘beeld’-middel. Hij beschouwt zich niet als dichter noch als schrijver, maar als beeldend kunstenaar die zich bedient van de taal. Daarbij zet hij ook, minimaal, theatrale elementen in. Hij voert de luisteraar/kijker mee naar denkbeeldige ruimtes en gebruikt daarmee de taal niet conceptueel maar literair.
– Tim van Leipsig studeerde vorig jaar af na een deeltijdstudie Beeldende Kunst. Hij begon pas met het schrijven van poëzie in zijn eindexamenjaar en die ontdekking was een zekere openbaring. Krachtig en rijk is zijn poëzie, waarin zijn kennis en sensitiviteit van het beeld en de beeldende kunst nadrukkelijk voelbaar is. Ook humor ontbreekt niet als hij schrijft: ‘ik maak liever mijn handen dan mijn woorden vuil…’
– Griet Menschaert studeerde langer geleden af in Den Bosch. Na een studie Germaanse letterkunde in Leuven ontwikkelde zij zich ook als een veelzijdig beeldend kunstenaar. Zij schrijft, tekent, treedt op, ontwerpt tassen, gaat multidisciplinaire samenwerkingsprojecten aan. Haar teksten lopen uiteen van kunstkritieken tot proza en poëzie. Sinds kort treedt ze op met muzikant Otto Donkers, onder de naam ‘De Grot’ – overigens ook de titel van een publicatie van haar uit 2014, waarin haar veelzijdigheid overtuigend tot uitdrukking komt.
– Naast deze vier gasten zal Margriet Kemper, die na 25 jaar afscheid nam als docent op AKV|St.Joost, ook enkele eigen gedichten voordragen. Sinds twee jaar schrijft zij een wekelijkse blog ‘De vos op maandag’, waarin met name literatuur en kunst centraal staan.
– Deze bijzondere avond presentatie wil een publiek bereiken dat nieuwsgierig is naar de relatie beeldende kunst en literatuur, met name poëzie. En poëzie wil horen – van kunstenaars.
In de beeldende kunst kent de vermenging van taal en beeld een lange geschiedenis. Hoe die twee gebieden zich met name in de moderne kunst tot elkaar verhouden verschilt in hoge mate: van verhalend tot zuiver conceptueel. De taal kan, heel ambigue, zelfs ook als beeld ingezet worden.
Margriet Luyten borduurt dichtregels van Emily Dickinson, Antjie Krog en Goethe op haar wandkleden. Ze verschijnen dus ín het beeld. De woorden vormen niet de titel, ze vertegenwoordigen ook niet het idee achter het werk, ze verschaffen geen informatie over de afgebeelde plek. Wat zij doen is in de eerste plaats het oproepen van een sfeer, een sensitiviteit, die zich vermengen met die van de afbeelding. De gekozen dichtregels bezitten een grote ‘dichtheid’, zoals dat eigen is aan de poëzie. In weinig woorden kan veel opgeroepen worden.
Over de wandkleden die in de tentoonstelling in de Willem II hangen schreef Margriet Kemper het volgende:
Er bestaat een lange historische traditie van wandtapijten met landschappen, waarin mythologische verhalen gesitueerd worden of waarin het landschap de achtergrond vormt voor pastorale scènes. In haar nieuwe serie wandkleden is geen sprake van een verhaal of een scène. Het is de plek zelf die als het ware de protagonist is: een bos, een park, een rotslandschap, ieder verbonden aan een geschiedenis – de grote of de kleine. En zoals voor iedere protagonist geldt: hij krijgt tekst toebedeeld. Luyten brengt zorgvuldig gekozen dichtregels aan op de wandkleden, om zo een verbinding te maken tussen plek en geschiedenis. ‘Nur wer die Sehnsucht kennt’ van Goethe borduurde zij op een wandkleed van Park Anna Amalia te Tiefurt, Weimar of ‘Ek sal sit en wag tot die storie insweef in my oor’ van Antjie Krog op Rheenendal, Zuid-Afrika.
Onder het begrip genius loci werd aanvankelijk verstaan de geesten die in mythes een plek bewonen, maar gaandeweg kreeg het meer een overdrachtelijke betekenis in de zin van de unieke eigenheid van een plek. Ieder kent de ervaring soms innerlijk geraakt te worden door een plek, zonder dat dat precies te verklaren is. Soms ook is het de geschiedenis van een plek die voelbaar aanwezig blijft. Door zorgvuldig gekozen dichtregels te borduren op de wandkleden kent zij de afgebeelde plekken een nieuwe genius loci toe.